Mijnwerkersmonument
Het Mijnwerkersmonument werd op 3 december 1995 ingehuldigd om de noeste mijnwerkers van toen te eren. Tenslotte hebben zij de toekomst van velen van ons voorbereid en mogelijk gemaakt.
Heb beeld staat hier op de plaats waar honderden mijnwerkers dagelijks de trein namen om te gaan werken in de ondergrond van de Henegouwse koolputten. Het beeld, dat 1.500 kg weegt en door de plaatselijke kunstenaar Luc De Roe uit een arduinen steen werd gekapt, stelt een mijnwerker voor in mijnwerkersuitrusting met mijnwerkershelm en een pikhouweel en mijnwerkerslamp in de hand.
Het monument is een blijvende herinnering aan de Brakelse mijnwerkers die vanaf 1909 naar de koolmijnen werkten. De nood dwong hen daartoe, want er was geen andere vorm van inkomen voor het gezin. Jonge, stoere kerels, uit de gezonde streek van de Vlaamse Ardennen, die hun beste krachten zouden laten in de koolputten van ‘Le Bassin du Centre’ of de Borinage. Geen van hen heeft er in het begin aan gedacht welk gevaar daar aan verbonden was. Tot ze vroeg oud en uitgeput met hun verwoeste longen naar adem snakkend jong stierven. Slachtoffers van de silicose, de gevreesde stoflongziekte.
Hier op deze plaats, waar vroeger het treinstation van Nederbrakel stond, liep ooit de spoorlijn 82. Ze werd in 1880 aangelegd en in 1884 in gebruik genomen. Deze spoorlijn verbond Brakel via Ellezelles met Ronse op een enkelvoudig spoor met het Henegouwse steenkoolmijnengebied. Duizenden streekgenoten werden voor dag en dauw met de stoomtrein naar de Henegouwse steenkoolmijnengebied gevoerd om daar steenkool (het zwarte goud) te gaan delven. De trein werd ook nog de ‘Fosttrein’ genoemd, naar het Franse woord voor put (Fosse).
De fostmannen pendelden dagelijks naar de Borinage en daalden ze honderden meters onder de grond af. Onder gevaarlijke omstandigheden werkten zij, hun lichaam dubbel geplooid, in het flauwe, vale schijnsel van een lamp. Soms moesten zij in nauwe mijngangen kruipen om aan de aarde het zo nuttige mineraal te ontginnen, in telkens weer opduikende gevaren. Het waren arbeidsdagen van veelal negen uren zodat er nauwelijks acht uren per dag overbleven om zich te wassen, te eten en te slapen. Er werd zes dagen per week gewerkt en tweeënvijftig weken per jaar. Zo hebben deze mensen de geschiedenis meegemaakt van de Brakelse mijnwerkersklasse in Henegouwen.
In 1964, werd de spoormijn 82 opgedoekt. De sporen verdwenen en in de plaats kwam er een wandel-en fietspad dat bekend staat onder de naam ‘Mijnwerkerspad’. Het treinverkeer werd vervangen door een autobusdienst. Samen met de trein en de spoorwegen verdween de Brakelse mijnwerker stilaan uit Brakelse straatbeeld. Het was Julien Botteldoorn die in 1976 als laatste Brakels mijnwerker met de bus de verplaatsing naar de koolmijn van Tertre maakte. Zo werd een ‘zwarte’ bladzijde vol hard labeur uit het geschiedenisboek van onze regio omgedraaid.
Behalve het mijnwerkersmonument herinneren ons hier op deze plaats nog enkele namen zoals het Mijnwerkerspad, Stationsplein, Stationsstraat en Spoorwegstraat, aan het Brakelse mijnwerkersverleden, aan een verdwenen generatie.